Roodkoekoek.
Kleur en tekening van de haan:
Elke veer is op een rode grondkleur, drie of vier maal licht boogvormig overdwars onderbroken door een witgele koekoektekening, welke niet scherp begrensd mag zijn. In de sierveren is het aantal dwarsbanden groter naar verhouding tot de lengte van de veer. In die veren, doch het meest in de hals en zadel veren, neigt de tekening naar een omgekeerde v.
Donskleur ongetekend rood tot lichtrood. – iets smut/zwarte tekening in vleugels, sikkels en bijsikkels in de eerste jaren toegestaan. De staartstuurveren zwart koekoek, krachtig doormengd met rood.

Kleur en tekening van de hen:
Gelijk aan de haan doch iets minder helder getekend.

Ernstige fouten.
Overtekende slagpennen waardoor een witte vleugel driehoek ontstaat. Een te lichte borstkleur met te weinig contrasterende koekoektekening.

Fouten.
Een te lichte grondkleur, doch een egale kleur gaat voor kleurdiepte.
Ontbreken van tekening in de staart. Een te zwak getekende vleugeldriehoek. Onregelmatig over het lichaam verdeelde koekoektekening.
Een onregelmatige grondkleur.
Zichtbaar zwarte tekening op rug en op het zadel.
Sterk aanwezige smut in dons, slagpennen en staart.

*Noot, door het geslachtsgebonden gen van de koekoektekening oogt de haan witter dan de hen doordat de witgele tekening breder is.